KMA Breda, Tilshead, 6e regiment veldartillerie Wezep, Tegelberg, A-batterij, Oldenbarnevelt
Ik sla mijn aantekeningen van de eerste twee telefoongesprekken met M.G. erop na. M.G. herkent mijn vader van de foto. Was met hem in Breda, zaten in hetzelfde militaire trainingskamp in Tilshead in Engeland. Ze waren samen in Wezep betrokken bij de oprichting van het 6e regiment veldartillerie. M.G. kwam daar wel bij mijn ouders, toen zij daar met hun baby, heel kort, samen woonden. Hij kwam de fiets lenen om naar zijn verloofde in Zwolle te kunnen fietsen.
Ze zaten samen op de Tegelberg, waar ik zijn naam later tegenkwam in mijn vaders brieven. Naast elkaar op de krib, schrijvend naar de geliefden, ze deelden een hut. Samen bij de A-batterij, daarna elkaar uit het oog verloren.
Op de terugweg, op de Oldenbarnevelt, hebben ze elkaar weer ontmoet. Samen in de bus op weg naar huis. Over uit en thuis gesproken.
Hij zou van onze familie het verzoek hebben gekregen om foto’s van Klaas op te sturen uit die tijd, er zou iets voor hem georganiseerd worden, hij zou ziek zijn. Ik heb het nagevraagd en niemand weet hier iets van. Wij hebben zelf foto’s, in het rode fotoboek en die zitten daar volgens het collectieve gezinsgeheugen, sinds jaar en dag al in.
Vreemd, onopgehelderd. Daarom sprak ik hem een tweede keer.
Mijn vader was wat ouder dan de meeste jongens. Dat schiep ook afstand. Ze waren geen kameraden maar wel goede maten. Een rustige, ernstige man, niet uitbundig.
M.G. waarschuwde letterlijk, dat ik niet vast moet houden om alles te willen weten. Hou het mooi. We hebben het allemaal niet makkelijk gehad, het heeft op het gemoed gewerkt, we verloren jongens, sommigen konden dat niet verwerken. Hij spreekt hier over mijn vader? We zijn allemaal geen praters, willen ook niet alles oprakelen. Over sommige dingen willen we niet praten. Niet zitten peuteren. Er is meer gebeurd dan wij willen zeggen.
Dingen die je vader niet kwijt wilde, moet je na zijn dood niet oprakelen.
Tijdens het tweede telefoongesprek klinkt hij als een heel andere man. Hij heeft die tijd uit zijn geheugen verbannen, eruit gewerkt. Hij weet er niets meer van. Hij heeft zijn gebit eruit en heeft buikpijn. Probeert op de bank een pilletje naar binnen te werken, daarom zit hij bij de telefoon, neemt zo snel op.
Ik probeer uit te leggen waarover ik bel, dat wij niets over het vragen van foto’s weten, dat wij altijd al foto’s hadden en het is goed. Ik zeg dat ik hem verder niet lastig zal vallen maar dat mag ik juist wel doen. Misschien zien we elkaar op de reünie en dat is ook zo.
Journalistiek dilemma
Het intrigeert, zeker nu ik alles terug heb gelezen, het blijft intrigeren, neigt naar prangende vragen. In de twee jaar na de reünie, heb ik niets meer van hem gehoord. Hij komt uiteindelijk niet over alsof het hem om sensatiezucht gaat, om een score-effect. Hij meent het. Ik blijf bij mijn keuze hem de keuze te laten.
En nu, stel dat ik nu contact op zou nemen, per slot van rekening heeft hij mijn vader van dichtbij meegemaakt en kan hij mij veel vertellen. Ik kan hem vragen hoe het was, samen in de hut op de Tegelberg.
En wanneer ik hem spreek, het taboe niet aansnijden? Ik kan geen gesprek aangaan zonder hier op terug te komen. Daarom neem ik geen contact op.
Misschien ben ik toch al te laat.
Wat mij bezig houdt is of ik goed doe deze keuze te volgen. Wilde hij echt niet liever zijn verhaal doen en had hij net dat stukje doortastendheid nodig om het te kunnen, meer vragen van mij?
De duidelijkheid van zijn woorden, mijn eerste ingeving tijdens de reünie, laten mij vasthouden, ik vraag hem niet verder naar wat hij niet wil zeggen.
Er zijn meerdere wegen naar Rome.
Een daarvan is P.J. Van hem weet ik dat mijn vader van de A naar de C-D batterij ging omdat hij als een van de weinigen bevoegd en ervaren was het bevel tot schieten te geven met een kanon. Niets geheimzinnigs aan zijn overplaatsing.
Natuurlijk ga ik de andere wegen bewandelen om in Rome te komen. Wat kom ik straks in de brieven uit de Indiëtijd tegen? Wat wanneer ik andere tips opvolg?
Ik ben geen journalist, een journalist zou misschien linea recta het naadje van de kous zoeken. Ik ben er niet zeker van of wat er in Rome is niet beter daar kan blijven.
In ieder geval, kom ik niet in Rome door moedwillig aan te dringen daar waar dat niet moet. Wel door gewoon de brieven te lezen. Misschien zijn er dan wel meerdere Romes. En daar kom ik, hoe dan ook. Daar moet ik het eerst maar even mee doen.