Blog 12: Gordel van smaragd, van politionele ordehandhaving naar guerrillaoorlog

June 14, 2012 Hilma Bruinsma No comments exist

Gordel van smaragd, van politionele ordehandhaving naar guerrillaoorlog

Belde met P.J. Wilde weten of hij mijn mail met de blog stukjes, stukjes blog, hoe noem je het eigenlijk, de blogs tot nu toe, heeft ontvangen en kon openen.

Zijn reactie is belangrijk, wat vindt hij er van?

P.J. zegt, ik was enkele weken van de kaart. Ik word behandeld voor een kwaal en krijg driemaandelijks injecties met vrouwelijke hormonen, een mannenlichaam vreemd. Opvliegers, zweten in de nacht, veertien dagen van de kaart, de weerstand op nul, op alle fronten, een deken over het hoofd en liever niets meer, ik ben man en vrouw.

Weer eens wat anders zeg ik, we lachen. Hebben het er nog even over, soms wordt het misbruikt als excuus misschien zeg ik, zo jammer lacherig, maar ik herken maar al te veel in de schommelende aard. Een heel ander onderwerp en toch ineens uit onverwachte hoek een extra stip om er ooit eens in te duiken.

 

Het was een lange winter, er kwam niets uit mijn handen.

 

Hij zegt, ik ben niet aan de mail toegekomen. Aan mijn tweede boek ook niet. Het gaat over  bloedspatten, over hoe het was om patrouille te lopen. Ik weet het, we hebben het er al vaker over gehad, ik heb gezegd hoe moedig het zou zijn om deze dingen op te schrijven, hoe uniek, hoe waardevol, hoe, hoe.

 

Hij zegt, ik vraag me af, moet ik deze dingen wel allemaal vertellen, wat is het nut, wat moet de maatschappij er mee, voor wie is het, wie heeft er wat aan. Wij hebben geen jeugd gehad, 10 jaar oorlog achtereen, de overgang van ’45 naar ’46, pats boem, van Duitsers over in de Smaragd. Wij dachten voor politionele ordehandhaving te gaan, een politietaak voor rust en vrede en verzeilden in een guerrillaoorlog, onvoorbereid.

 

 

Van journalistiek naar een regelrecht persoonlijk dilemma

Hij zegt, hoe kan ik het onder woorden brengen, daar zijn geen schone handen. Hij vertelt een ervaring, ik herhaal deze niet. Of hij vertelt het in zijn boek of hij geeft er nog eens toestemming voor.

Het lijkt op een ervaring die iemand uit mijn straat vertelde. Zijn vader, ook oud Indiëganger was ziek, bijna in delier, bleef in de verte staren en herhalen, herhalen, je weet niet hoe het is om met een dode kameraad op je schouders door de bush te lopen. Totdat hij eindelijk kalmeerde. Deze buurman wil P.J.’s boek aan zijn vader voorlezen, kijken of er misschien een opening, een herkenning te winnen is.

 

Een ander verhaal maar vergelijkbaar in aanzet.

 

En hoeveel van dit soort verhalen zijn er wel niet, wie kent er in zijn eigen omgeving niet iemand die daar was?

 

Hij vraagt, vind je dat dit verhaal dan bekend moet zijn, wie schiet daar iets mee op? Het is niet makkelijk om de woorden te vinden, zegt hij. Hoe vind ik de juiste woorden. Ik weet niet of ik verder moet gaan.

Ik vertel dat ik met het uitschrijven van de blogs precies op hetzelfde dilemma stuit, alleen is het niet mijn persoonlijke dilemma en dat is nogal een verschil.

 

Ik vertel dat de andere mannen die reageerden zich vergelijkbaar uitdrukken. Dat ze zeggen er is zoveel gebeurd en ik wil er niet over praten, tot, ga niet verder, diep niet uit wat moet rusten.

 

Dat is voor hem niet nieuw natuurlijk, hij staat alle jaren in volop contact met oud Indiëgangers. Zelf heb ik het voor een deel van mij af kunnen schrijven zegt hij. Er zijn jongens die elke nacht schreeuwend, tierend en vloekend wakker schrikken. Ik werd ook eens onder mijn bed wakker in plaats van er in, zegt hij, geen idee hoe ik daar kwam.

 

Persoonlijk heeft hij redelijke rust, hij twijfelt alleen over of hij zelf wel of niet verder zal gaan.

 

Een deel van mijn vragen zijn beantwoord zeg ik, ik weet dat ik straks met verder lezen in de brieven de nuancering misschien kan vinden, en dan? Hoe ga ik dan verder? Niet te vergelijken met zijn dilemma. Ik weet niet wat ik tegenkom, hij weet wat hij meemaakte, maar toch.

Ik schrik, van de zware winter, van het vraagstuk dat ineens weegt. Ik dacht steeds dat hij het zou redden, zijn tweede boek, een uniek ooggetuigenverslag. Ik snap wat hij bedoelt maar. Maar. Ik weet het niet.

 

De volgende keer dat wij elkaar zien, zeg ik, zullen we het daar dan over hebben?

Het lijkt ons een goed idee, wij spreken elkaar weer.

 

Het gesprek blijft nawerken, ik weet niet wat de juiste keuze is. Ik neig en weet vrijwel zeker dat de keuze aan hem en alleen daar is, aan de zeldzame mensen zoals hij, om het taboe wel of niet te doorbreken.

 

Ik neig, ik denk, het is juist heel goed, het verhaal van die ene jongen uit de klei getrokken, die staat voor alle mensen uit de klei of ander aardse basis getrokken. Die laat zien wat de consequenties tot op het bot zijn, van keuzes. Keer op keer, vergelijkbaar, keer op keer menselijk en keer op keer beestachtig menselijk ontvreemd.

 

 

Politiek correcte keuzes?

Dat wij nog maar eens weten dat niets beestachtigs ons vreemd is, niemand ontkomt daar aan, als de omstandigheden maar verwoestend dwingend en schokkend genoeg zijn. Conflicten en oorlogen zijn voorlopig nog niet voorbij, komen, gaan. Barbaarsheid is zo dagelijks aanwezig, veilig op tv, en lijkt zo ver weg. Elke dag zijn er politieke keuzes, wel of niet ingrijpen, principieel wel dit of dat, wel of niet correct onderbouwd, correct wel of niet voor wie.

Waanzinnig ingewikkelde keuzes met waanzinnige, voorspelbaar eenvoudige, onvoorstelbare consequenties. Keuzes die gemaakt worden en het lot beslissen van degenen die het uitvoeren en meemaken, wel of niet uit vrije keus. Onvoorziene barbaarse omstandigheden, van verre afstand tot ineens dagelijks er in en misschien tot in de eigen schoenen. Ga daar maar aan staan. Hoe dubbel vreemd is het, betekent het verborgen willen houden niet juist hoe mensvreemd het is? Zo erg mensvreemd dat het uit schaamte uit het daglicht moet blijven? Zou het niet zo zijn dat dan het juist wel vertellen het gruwelijke tot begrijpelijk menselijke proporties terugbrengt? Dat de reactie zal zijn, logisch dat je het niet wilde zeggen want het is afgrijselijk. En tegelijkertijd weet ik, dat ik onder die omstandigheden misschien tot hetzelfde of erger gedwongen zou zijn?

 

Een belangrijke les lijkt mij, schone handen hebben is makkelijk wanneer je alleen de zilveren paplepel hoeft te hanteren.

 

Wanneer een uit de kleigetrokken jongen zijn verhaal zou doen, zou dat dan niet een opluchting zijn voor hemzelf en voor anderen net zo goed? Snijdt het dan niet van twee kanten een gouden rand: opluchting voor wie er nu nog is en een blijvende les voor wie het hoort? Het ene misschien laat maar toch en het andere nooit vroeg genoeg?

Ik bel hem een week later weer. Hij heeft blog 1 tot en met 9 gelezen. Precies tot aan de blogs over het dilemma, die ik nastuurde en die hij nog niet zag. Hij heeft nu al zoveel aanvullingen zegt hij, jij kunt er nog wel 100 boeken over schrijven. Ik zeg dat ik hoop dat hij ook weer aan de bak komt, hij lacht wat.

 

Hij stuurt me het boek – De jongens fan de Tegelberg, skipssjoernaal fan de reis nei Nederlansk East-Ynje (1946), van Tjitse Santema -, een onderwerp waar je nog een heel boek over kwijt kunt zegt hij. Sommige jongens waren 20 kilo afgevallen. Hij zelf was zo verzwakt dat hij zijn plunjezak niet meer van boord kon dragen. En dan moet het nog beginnen.

Ik stuur je het boek alvast zegt hij, dan heb je de tijd aan jezelf en heb je wat te lezen.

 

Ik zeg dat ik de stukjes blijf mailen en we spreken elkaar, wij spreken elkaar weer.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *