Het mysterie van de naam Betsche
Het jaar 1946 heb ik inmiddels uitgelezen. Het lezen en aantekeningen maken vordert gestaag. Grote tekstdelen neem ik zo over omdat ook mijn vaders taalgebruik het beeld en sfeer van die tijd oproept.
Hij beschrijft uitgebreid wat hij meemaakt en ziet. Vaak beschouwend maar net zo goed afwisselend met heel praktische opmerkingen over fotofilms die hij wel laat ontwikkelen in Batavia maar niet afdrukken. Om de kosten te drukken gaan de ontwikkelde films eerst naar huis, worden daar afgedrukt en dan weer teruggestuurd. Of over wat er in het rantsoen zit. Of midden in een beschrijving, -en nu ga ik eerst eten- en na afloop ook precies vertellen wat hij at.
In ieder sneetje brood drie tot vier gebakken mieren
Eten krijg ik wel genoeg hoor. We eten de laatste tijd meer rijst maar dat is geen vreten, half gaar en muf. Bovendien zo scherp dat je van binnen in brand staat. Brood is nog het lekkerst, als je de gebakken mieren er uit haalt. Er zitten soms drie tot vier in een sneetje brood. Het went wel hoor en ieder beestje heeft zijn vet. O ja, gistermorgen kregen we een ei, gekookt. Daar hadden we ons allemaal op vergast. Toen we ze dopten waren ze niet te eten door de stank. Het mijne was zwart en totaal bedorven. De andere waren half opgedroogd, vermoedelijk oude kalkeieren en stonken ook. Het ene na het andere ei vloog de tent uit. Eet smakelijk. Dan betaal ik liever een enkele keer 5 ct voor een spiegelei in Batavia.
Betke???
Meestal beschrijft hij eerst zijn eigen belevenissen en beantwoordt daarna haar brieven. Alleen uit zijn antwoorden kan ik opmaken wat haar bezighoudt, immers haar brieven zijn verdwenen. Misschien dat het mysterie van mijn oudste zus haar naam is opgelost. In ieder geval duikt er in de brieven een passage op die doet vermoeden dat niet mijn pake een vergissing maakte bij de aangifte van de geboorte, maar dat het misverstand is ontstaan door letterlijke onleesbaarheid in mijn vaders brief.
Nee schat, gelukkig hebben we niet zo’n tweede naam voor ons popke als met Pim. Ook doen we ons kindje niet te kort met één naam. Ik voel het liefste, het wordt D.V. een Wieger of een Betke. Zullen we dit samen besluiten mem?
Betke???? Het is niet te ontcijferen. Komt hier het misverstand van Bettie vandaan? Mijn oudste zus is aangegeven als Bettie, zo hebben wij haar jaren genoemd, Bettie óf Sus noemden wij haar, van zus. Het verhaal was altijd dat mijn opa het fout gedaan had. Betsche had ze moeten heten naar mijn beppe, van moeders kant. Was zij een jongen geweest, dan had hij Wieger geheten, pake van moeders kant.
En Pim? Mijn oudste broer heette Wim, van Wijnsen, pake van vaders kant. Mijn vader noemt hem Pim of Pimmie, naast talloze koosnamen, waarvan ik nooit had gedacht dat hij ze zou gebruiken. Dat hij een tweede naam heeft, Auke, komt omdat zij een tweeling verwachtten en kregen. Maar mijn broers broertje, vernoemd naar mijn vaders oudste broer Auke, stierf snel na de geboorte en zo kwam mijn oudste broer aan zijn dubbele naam. Dat ze nu gelukkig niet zo’n tweede naam nodig hebben, gaat me door merg en been.
Dat er verwarring over namen kon zijn begrijp ik nu ook, mijn vader noemt mijn moeder, die Janke heet, Nan, Nanne, Kanne, Janneke, Jannie en ook Jank. Het is allemaal zo liefdevol.
Doorgaan met Taboe in het theemeubel, welke kant op?
Met enige regelmaat twijfel ik enorm of ik dit allemaal wel door moet zetten. Misschien ook een achterliggende reden waarom het niet zo opschiet, natuurlijk is het slecht leesbaar, natuurlijk sus en zo, maar helemaal een verklaring voor de trage voortgang is het niet. Terwijl ik er zelfs sinds enkele maanden méér tijd voor heb en er zelfs voor koos om die meertijd hieraan te besteden, om extra vaart te kunnen maken. Wat nu dan? En dan niet vooruit branden? Waarom hapert het?
Ik bedenk dan dat er veel, wel heel persoonlijk is en vervolgens, wat heb ik ermee te maken. Wat heeft een ander er mee te maken? Wat gaat het mij en iedereen aan? De mensen die zelf in Indië waren, en een herkenbaar verhaal kunnen lezen, ze zijn bijna allemaal al gegaan, daar ben ik te laat voor. Het idee dat ik ‘altijd al dacht dat ik iets met hun brieven wilde doen’, nou en? Moet ik het uit en ten treure doorvoeren? Ten treure?
Het is met grote regelmaat confronterend. De antwoorden die mijn vader mijn moeder geeft, op vragen of wanneer zij even verifieert wat hij van iets vindt, over wel of geen levertraan, Abdijsiroop, wel of geen karnemelkse pap, wel of niet het licht aan bij het slapen gaan, wel of niet reageren wanneer het popke, mijn oudste broer, huilt.
‘Nee ik vind niet dat je het licht moet laten branden als Pim huilt. Juist met die kleinigheden moet je oppassen, manus heeft het deksels gauw in de gaten. Hoe zou ik boos op je kunnen zijn? Als ik thuis was kregen we vast ruzie. We zijn beiden een beetje té, ik een beetje té hard en jij een beetje té goed.’
Zoveel liefde, zoveel confrontatie, nadreunen na het zoveelste kind, mijn erfgoed ligt voor mijn ogen
In sommige dingen is er zoveel coulance, altijd is er zoveel liefde en soms zijn het de eerste antwoorden die later verzwaard nadreunen, voorbij de eerste twee, drie, vijf kinderen. Daar zit voor een deel de confrontatie.
Maar die zit ook in het herkennen van mijzelf in zowel mijn vader als mijn moeder. Sommige herkenningspunten sijpelen langzaam door, vooral die punten waarvan ik ze liever niet herken. Wat dacht je bijvoorbeeld van niet aflatende onzekerheden over van alles en nog wat.
Dat is er juist eentje die al lang bekend is en die al lezende op zoveel manieren van beide kanten belicht en benadrukt wordt. Mijn erfgoed ligt voor mijn ogen en ik kan het niet zomaar lezen alsof het een willekeurige bron is. Het raakt steeds onmiddellijk, diep.
Confronterend over hoe open hij is over zichzelf, dat hij open kan zijn. Hoe hij zijn zwakte beschrijft en hoe uit zijn antwoorden aan haar blijkt hoe zwak zij zichzelf vindt. Hoe veel en vaak hij haar ook van het tegendeel getuigt. Hoe zij elkaar daarin steeds steunen en toch over zichzelf hetzelfde blijven denken, wat de ander ook schrijft.
Vaak zo onthullend, zo indringend. En van enkele dingen vertel ik mijn broers en zussen, op momenten die soms schrijnend zijn, op momenten soms dat ik denk het is nu of nooit.
Sommige dingen zijn zo wezenlijk, zo het wezen typerend van wat er in ons gezin is, dat ik het niet achter kan houden.
‘Jank, met jouw brief kan ik nu weer zingen. Later als we weer bij elkaar zijn, zit ik weer maanden bij je zonder een stom woord te zeggen, zul je het erg vinden? Je hebt een simpele jongen getrouwd, die je op de vingers moet tikken maar die alles wat hij had, aan zijn vrouw gegeven heeft. Mijn hart zit op slot en jij alleen hebt de sleutel, die bij jou goed bewaard is.’
Mijn oudste zus, opdracht?
Dan denk ik aan wat mijn oudste zus zei, zie het als onze opdracht aan jou; wij in de zin van ons kinderen, wij kunnen er allemaal wat aan hebben. Daarmee bedoelde zij niet mij te belasten, maar gaf zij een bevestiging, een onderstreping van het idee dat ‘er iets mee moeten doen’ een zinvol iets is om te doen.
Inmiddels vind ik het onderscheid met hoe ‘er iets mee te moeten doen’ tussen het nut voor de betekenis voor ons als gezin versus er over te schrijven in bredere zin, moeilijk. In de citaten laat ik snedes die voor ons essentieel zijn maar breder misschien niet zo, nu al weg. Zijn ze ook voor andere ogen essentieel en kan ik ze zo maar openbaren? Ga ik met die enkele citaten al niet te ver?
Kleed ik het niet te veel uit en zeg ik met de kale teksten helemaal niets meer? Los van wat het met mij persoonlijk doet, per slot van rekening heb ik mijn moeders toestemming om in het taboe te stappen, maar dan nog, ben ik dan een soort voyeur, exploiteur, teer ik op mijn ouders leven, zie ik vooral de ‘zie je wels’ en verder niets, draait dit uit op een enorme naveldraaikolk op gezinsbreedte?
Natuurlijk tekende die tijd mijn vader, maar..
Al doende ligt het zwaartepunt niet meer alleen bij de oorlogsomstandigheden, die mijn vader wel of niet tekenden. Natuurlijk tekende het hem, net zo goed als alle boven de vijf-en-tachtigers met hun nachtmerries van nu, net zo goed als altijd alle oorlogsomstandigheden dat doen. Natuurlijk.
De vader die hij was tekent zich veel meer af in een bijna filmische blik die ik krijg op mijn ouders persoonlijke leven en hun persoonlijke prille ouderschap. Hun dagelijks leven en beslommeringen, als iets wat zich ontvouwt.
Twee lijnen, mijn jonge ouders en de oorlogsomstandigheden
Voorlopig lijkt het mij goed om die twee lijnen te onderscheiden. Mijn ouders die zich als jonge ouders, maar wel als de mijne, manifesteren, naast de oorlogsomstandigheden op zich. Waarschijnlijk zal het onderscheid niet te handhaven zijn maar voor nu ben ik wel blij met deze uitsplitsing.
Het begint mij hier en daar wat te benauwen en ik ben er achter dat deze materie vooral niet het enige moet zijn waar ik mij mee bezig houd, zoals het in de omstandigheden waarin ik nu verkeer, kan. Er is meer onder de zon dan confrontatie en voorgeschiedenis sec.
Op het moment lees ik, Wally Lamb’s Vergeef me. Over de confrontaties die een broer ervaart in het omgaan met zijn schizofrene tweelingbroer, met zijn hardhandige stiefvader, met zijn herinneringen versus zijn nieuwe inzichten, met het levensverhaal van zijn opa dat zijn pad kruist. Het is geen nieuw boek maar ik lees het nu. En ik lees er in dat het belangrijk is dat ik mijn tocht voortzet, in de zin zoals mijn zus het bedoelde.
Meningen weken los en wenden
Met enige regelmaat doe ik een ‘rondje’ in mijn geboortestreek in het hoge noorden van Friesland. Deze keer was ik bij PJ, die zijn eigen tweede boek over Indië weer oppakt; bij een nicht, zij en ik zeggen al jaren we moeten eens afspreken en het is dan eindelijk gelukt; bij een schoonzus en natuurlijk bij mijn moeder.
Alle gesprekken waar het thema brieven of thema’s uit de brieven ter sprake komt, álle gesprekken erover, hebben uiteindelijk dezelfde strekking. Wat er bovenkomt, wat er uit die tijd naar boven komt, voedt onze gesprekken van nu, kleurt overeenkomsten en verschillen, hoedanigheden en omstandigheden, verklaringen of mogelijkheden; belicht zaken op een heel eigen wijze, vaste oude overtuigingen en meningen weken los en moeten wenden, schuiven of keren; nuances in gedachtewisselingen, er is beweging!
Mijn oudste zus Betsche
‘Als straks ons kindje geboren wordt, krijg ik een telegram, wat zal dat een spanning zijn Jank. Ik bid ook dat ús Heit jou voor mij wil bewaren en ons kindje welgeschapen geboren laat worden. Ik ben vaak bang schat, wanneer ik aan onze eerste kindertjes denk. Kon ik dan maar bij je zijn, wanneer het zover is. Ik zou nog veel meer hierover willen schrijven, maar je weet het wel hè?
Nee hoor, jij mag dan de eerste dagen erna niet schrijven. Als ik het telegram heb en alles is goed, kan ik wel een tijd wachten tot je weer schrijven kunt.’
Het ‘kindje’ dat mij zoveel jaren later zei, zie het als onze opdracht aan jou. Merg en been.
Waar het ‘er iets mee moeten doen’ uiteindelijk toe zal leiden? Ik heb werkelijk geen idee. De haast die ik meende te moeten maken laat ik gaan, die ging toch al niet en heeft ook geen zin. De noodzaak er mee door te gaan is duidelijker dan ooit. De mildere vorm bevalt me, het is er en komt, zal gestaag doorgaan op de goede manier en op een eigen ritme.