In plaats van brieven komt er iets heel anders op mijn pad. Twee kasboekjes in reebruine kaftjes, volgeschreven door mijn oma. Jaren geleden kreeg ik net zo’n kasdagboekje van haar hand, mijn moeder gaf ze me om te lezen. Ik gaf het netjes aan haar terug, nadat ik het uitlas, sindsdien heb ik het niet meer gezien. Het verwonderde me hoe fijn het is om zo’n stem uit het verleden te horen. Die ik zelf kort gekend heb, die in het kasboekje vooral vertelt over een vroege periode van haar huwelijk. Hoe zij samen een kindje verloren, hoe aangrijpend dit was, hoe het tijdens het lezen aangrijpt.
Ik vermoed dat een van de twee boekjes hetzelfde boekje is dat ik eerder las en het blijkt niet zo te zijn, dit zijn voor mij, twee helemaal nieuwe boekjes.
Mijn zwager neemt ze voor mij mee op de verjaardag van mijn zus. Mijn oudste zus Betsche, kreeg de boekjes ongetwijfeld omdat zij naar beppe vernoemd is. Hoewel wij een nicht hebben, dochter van mijn moeders oudere zus, die ook vernoemd is.
Mijn moeder heeft de boekjes denk ik meegenomen, na het leegruimen van beppes huis. Als jongste dochter woonde zij dicht bij, op loopafstand. Zo kwamen ze zeker bij haar en later bij mijn zus en nu bij mij. En niet ergens anders.
Levensverhaal
Mijn zwager had in Keerkring of rondwaren in tijd gelezen dat ik over een reebruin dagboekje van beppe schreef. Daarom neemt hij nu deze twee voor me mee. Samen met andere spullen waarvan mijn oudste zus gezegd heeft voor wie ze, na haar overlijden, bestemd zijn. Een djokja zilveren armband voor mijn jongste nichtje, het overvalt me, ik herken het zo en wist niet dat het, via mijn zus, deze weg zou gaan en vind het mooi.
Een houtsnijwerk beeldje, ‘heits wyfke’, zoals mijn oudste zus het noemde.
Indië spullen. Spullen die zo verweven zijn met ons gezin, die nu een nieuwe weg inslaan, een nieuw deel voegen aan de familiegeschiedenis.
Ik sla de kasboekjes open. Eentje is een kort levensverhaal zo te zien, zonder data, op het eerste gezicht laat in haar leven geschreven, een terugblik. Mijn ogen willen meteen verder.
Het andere speelt zich af in 1946. Hoe is het mogelijk, ze gaan precies over de tijd tot aan het vertrek van mijn vader naar Indië. Tot vlak voor de Tegelberg. Tot waar mijn moeders brieven gaan.
Verdwenen brieven
Ik vroeg mijn moeder, of zij weet waar haar brieven gebleven zijn en zij weet het niet.
Ver voordat ik haar vroeg of ik met de brieven ‘iets’ mocht doen en zij prompt ja zei, meer dan een halve eeuw taboe in een enkel woord doorbroken. En dan zijn de hare foetsie.
Zij vertelde mij dat ze misschien liever niet had dat iemand haar brieven ooit zou lezen, ik herinner me een gesprek ver voordat ik haar toestemming vroeg. Wat de aanleiding voor dat gesprek was weet ik niet meer. Het was zeker niet hetzelfde moment van haar ja op mijn vraag, het was er vele jaren voor. In de tijd dat de brieven lezen en er iets mee doen nog bestond als gedachte, ver in mijn achterhoofd.
Omdat haar brieven in haar beleving alleen gaan over dagelijkse, in haar ogen onbelangrijke dingen. In het niet vallend met de vele, buiten het gewone gezichtsveld reikende ervaringen, waar mijn vader over schreef.
Haar schrijven oninteressant, huiselijke koetjes en kalfjes, wie wacht daarop?
Terwijl ze wel haar moeders dagboekje geeft om te lezen, verwacht ze dat daar andere zaken in beschreven staan dan die zij zelf in haar brieven beschrijft?
Wij lachen samen om het beeld, dat zij al haar brieven, haar hebben en houden, al het hare van die jaren, op het balkonnetje van de verzorgingsflat zou verbranden en de andere bewoners haar verwaaiende snippers en flarden van lief en leed zouden onderscheppen en gretig lezen, op jacht naar leedvermaak, bevrediging van nieuwsgierigheid, pikante huwelijkse geheimen. Gelachen!
Toen puntje bij paaltje kwam, toen zij van de flat overging naar de kamer in een verzorgings-, annex verpleeghuis, haar theemeubel niet mee kon en gestald werd, en het taboe, daarin achter slot en grendel, gered moest worden, ik zo maar haar toestemming kreeg en uiteindelijk de brieven uit de tijdelijk opslag bij mijn broer ophaalde, toen pas bleken haar brieven niet compleet te zijn.
Zoveel jaar later! Of ze er nog waren, toen wij zo lachten om de taboeconfetti en de grijpgrage handen van de toeschouwers, of dat ze eerder, onherstelbaar veel eerder verdwenen, wie zal het zeggen.
Mijn moeder weet het niet meer, haar misschien liever niet lezen omgezet in een zeker niet lezen. Misschien verbrandde zij ze zelf in het brandvat, waar zoveel ballast werd verbrand, nog meer jaren terug, op het erf van ons ouderlijk huis, in rook opgegaan.
Zodra ik de brieven selecteerde en merkte dat haar helft bijna helemaal ontbreekt, zodra ik las en nu al aan het eind van haar overgebleven brieven ben aangekomen, wist ik wat een gemis het is.
Hoe overduidelijk hun liefde en steun voor elkaar leeft in de brieven die zij elkaar schrijven. Hoe zij beiden niet zonder kunnen. Hoe hun onderlinge levenslijn daarin groeit en sterk is. Hoe zij kracht en moed vinden, in hun brieven boven alles.
In het schrijven zijn zij bij elkaar, boven al wat hun verder lief is en boven god, die daar nog boven ‘hoort’ maar dat bij lange na in de verste verte niet is. Zij zijn zelf elkaars leven en houvast.
Hoe hij haar daarvan wil overtuigen, in iedere brief, het belang van haar schrijven, zijn houvast, altijd, nog voor hij zelfs maar in Indië is. Hoe ik in haar brieven lees wat hij daarin ziet, het leven thuis, het voortgaan, het continue van het dagelijkse thuis. Hij heeft haar helft van het leven nodig, haar ideeën en gedachten, haar kracht en liefde voor en in het leven.
En dan precies op een cruciaal moment, de tijd waarin mijn oudste broer geboren wordt, in de tijd dat mijn vader in militaire training is in Engeland, komt hij op tijd thuis of niet.
Dan is er een gat in hun brieven, er is een gat in de tijd wat brieven betreft, ze schrijven natuurlijk alleen wanneer ze niet bij elkaar zijn.
Ik weet dat hij op tijd was, door wat ik niet lees, door de brieven die niet geschreven zijn. En natuurlijk weet ik dat mijn oudste broer goed ter wereld kwam en dat zijn onverwachte tweeling broertje vrijwel meteen stierf. Het moet hen ten diepste aan hebben gegrepen. Hoe vreemd is het dan om er niets over te lezen, hoe vreemd is het eigenlijk om dit vreemd te vinden, immers alles speelt zich gelukkig af terwijl ze samen zijn.
Niets daar over in de brieven in de korte tijd na de geboorte, terwijl hij al in Wezep is en zij tweeën nog moeten volgen. Een enkel woord tijdens de Tegelbergreis, makkelijk om aan voorbij te lezen wanneer je niet weet wat er gebeurde. Bijna alsof het niet gebeurde. En dan te weten dat ik daar van haar ook niets meer over zal lezen.
En dat dan beppe Betsches ene kasdagboekje precies over die periode gaat. Dat ik dat nu precies van mijn zwager krijg.
Dat zij precies de draad oppakt waar mijn moeders brieven stoppen. Nog precies dat ene belangrijke verhaal kleurt en daarmee tegelijk onderstreept hoe eeuwig zonde het is dat mijn moeders kant van het verhaal verder niet meer gevolgd kan worden en hoe duidelijk dat is, juist omdat haar vroege brieven de tand des tijd gelukkig wél overleefden.
Debarkeren van de Tegelberg? Eerst beppe Betsches kasboekjes.