Foto’s van fusilleren in Indië? op NOS nieuws 10 juli 2012
Nog voor ik beppe Betsches dagboekjes goed en wel heb gelezen, komt het NOS journaal weer met een onderwerp uit de tijd van de politionele acties. Over actualiteit gesproken. Over een onderwerp gesproken dat de gemoederen bezighoudt, nog steeds verhit.
Er is een fotoboek van een overleden soldaat gevonden, in een vuilcontainer in Enschede. Toepasselijk misschien, vuilcontainer. Onvoorstelbaar achteloos, weggegooid. Een leven, zo kan het gaan.
Het gaat om twee foto’s tussen alle andere foto’s. Op de ene staan drie mannen, met de rug naar ons toe, een stofwolk vóór hen, we zien hen waarschijnlijk net voordat ze gefusilleerd worden. De andere foto laat lijken in een greppel zien. Verbeelding van wat al lang officieus bekend is misschien, maar wat nooit in beeld is gevangen. Nu wel? Het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie -Holocaust- en Genocidestudies) (wat vreemd dat de afkorting de naam niet dekt, waar zijn de H en de G) zegt dat er nooit eerder, bij geen enkel onderzoek, zulke foto’s uit die periode zijn gezien. Het NIOD oppert onderzoek.
Alweer? Waar gaat het hier over, een 300 jaar koloniale periode verhalen op escalaties over en weer in een periode van drie jaar? Drie eeuwen afwentelen op de onverkwikkelijke afronding, is dat niet een wat al te erge versimpeling?
De Volkskrant komt met een relativerend stuk over de reacties op de foto’s in Indonesië
De reactie is daar laconiek, men zit niet op onderzoek te wachten, ook daar zijn gevoeligheden, uiteraard van een heel eigen karakter en de archieven zijn nog steeds hermetisch gesloten. Over een taboe gesproken. Behoefte aan een onderzoek leeft er niet, dat is de strekking.
Ik moet denken aan P.J’ s reactie op een nieuw onderzoek, van een andere insteek, nog van geen maand geleden. Er een streep onder zetten, van beide kanten, zijn reactie zal nu niet anders zijn. ik ga het niet weer vragen.
Gamelan, beppe Betsche en vrede
Een herinnering komt boven en ik weet nu waarom. Wij deden twee jaar terug, tijdens onze vakantie, Java aan. Bezochten onder andere de Kraton in Jogjakarta. Een gamelanorkest van minstens 40 man sterk, drie zangeressen en, vooral oudere ervaren mannen, verraste ons compleet. Muziek, zo zuiver, zo verfijnd. Zang en instrumenten harmoniërend, op zo’n andere manier dan die wij kennen. De muziek raakte me diep.
Er ging van alles door mij heen. Alsof er iets werd afgerond, Het voelde als een soort verzekering dat het goed is.
Dit eiland heeft niet alleen met mijn vader te maken, de stad en de plek waar wij zijn heeft vooral met mijn schoonouders, geboren in Indië, te maken.
Destijds dacht ik dat het diepe raken, het gevoel van afronding vooral met die combinatie te maken had, hoewel het groter leek dan dat.
Nu, nu ik op deze waardevolle gewaarwording terugkijk, bezig ben met de brieven, het verhaal van mijn ouders en alles erom heen, het samenspel zie in de brieven tussen man en vrouw. De herhaling herken van liefde en strijd, oorlogstijd, verdriet om verlies, gelijksoortige gebeurtenissen lees in het dagboekje van beppe Betsche en de brieven van mijn ouders, en het moment daar, de muziek vertelt me, dat het van alle tijden is.
Daar waar vooral oudere mannen, juist oude mannen, in samenspel met vrouwen, een gevoel vertolken, groter dan dat moment, groter dan een onderdeel alleen, er is leven, liefde en lijden en leven en liefde en lijden . Voor nu is er genoeg geleden, hierover, over dit verhaal, door alle betrokkenen, levende en dode, in alle tijden, en het is goed.
Meer woorden wil ik er niet aan wijden, aan een ongrijpbare vanzelfsprekendheid, onbeschrijfelijk kwetsbaar en toch zo’n sterk moment.
Laat rusten, behalve de ware verhalen die de betrokkenen nog kwijt kunnen, moeten of willen. Waar, in de zin van persoonlijke beleving, van wat als gruwelijk gezien wordt en dat ook moet blijven, het eigen ware verhaal de uitlaatklep is die tegelijk een tijdloze les is voor iedereen, in vredesnaam het is de hoogste tijd.
Gamelan en beppe, wie had het zo kunnen verzinnen.