Eindelijk debarkeren, Batavia, Java, october 1946
Het is zo ver, 27 october 1946 meert de Tegelberg aan in Tandjok Priok, de haven van Batavia. Het is een moment waar ik lang op wachtte, of beter, het duurde behoorlijk lang voordat ik er kwam in de brieven. Er is voorafgaand al zoveel geschreven. Ik heb al zoveel indrukken opgedaan. Dit is een zoektocht, een reisverslag met vele wendingen, gemengd verleden en heden, verrassingen en onvoorspelbaarheden en het ‘echte werk’, het verslag uit de Indiëtijd, moet nog beginnen.
In de afgelopen vakantie, even afstand, kreeg ik bij aankoop van een schaal, binnenwerk van gesmolten glas in verschillende kleuren groen en blauw, het getal fu er cadeau bij. Het symbool van het getal fu (blog 17) is een spiraal, ik kreeg het zomaar als een geglazuurd koelkastmagneetje van aardewerk, erbij. Hoogst waarschijnlijk in de verste verte niet bedoeld als fu, toeval?
Over afstand gesproken. Het bracht het hele verhaal van Taboe in het theemeubel ineens dichtbij, op een volstrekt onverwacht moment, op een volstrekt onlogische plek en het voelde als een teken dat het goed is om vooral verder te gaan met het reconstrueren en vertellen van het verhaal in het theemeubel.
Archief van tranen, documentaire over de bersiap periode, deel I en deel II
Voordat ik, na thuiskomst, de draad weer oppak, bekijk ik beide afleveringen van de documentaire, Het merdeka van de dood, Pia van der Molen en Michiel Praal, over de bersiap periode (aankondiging in blog 19). Na lang zoeken bij uitzending gemist, blijkt de titel Archief van tranen te zijn. En hoe terecht deze titel is blijkt, de tranen komen. Wat een beestachtigheid, hoewel geen beest tot zulk buitensporig bewust geweld in staat is.
De woorden bersiap en merdeka schieten mij ‘s nachts met regelmaat te binnen en ik moet denken aan de nachtmerries die zijn begonnen bij P.J. toen hij weer verder werkte aan zijn tweede boek. Ik denk aan het gruwelijke verhaal dat hij vertelde tijdens mijn laatste bezoek.
Ik denk aan M.G. die zegt, haal de onderste steen niet boven. Ik moet denken aan waar mijn vader mee te maken kreeg en samen met hem alle anderen. Ik denk aan de reacties van de club van acht, die reageerde op de oproep in het veteranenblad Checkpoint Charlie, ieder van hen zei en daarna, uit Indië, weer terugkomen. Hoe moeilijk het was, in alle opzichten, om van Indië, weer thuis te komen.
Ik denk aan mijn schoonfamilie, mijn schoonouders, Birmaspoorlijn en interneringskamp. Aan hun ouders, alle vier in interneringskampen, waarvan aan schoonvaders kant, de ouders het niet haalden. Wat moeten zij allemaal doorstaan hebben.
Al die mensen die in de documentaire vertellen, sommigen waren er zelf bij. Hoe de verhalen, uitgelicht, los maken wat zolang verstopt zat. Alle reacties die nu op de website Archief van tranen staan, maken grote indruk. Hoe het nu nog altijd levendig is, zonder eind, hoe het doorleeft. En allen die daarnaast nog eens anoniem blijven.
Ontzetting, achterliggende oorzaak van het lange zwijgen
De tranen rollen over mijn wangen, een spoor trekkend door het stof van vergetelheid.
Het is een openbaring. Een heel belangrijk puzzelstuk, te weten wat zolang mee de achterliggende oorzaak is van het lange, grote zwijgen. De ontzetting, kun je daar over praten? En als je het doet en er volgt geen begrip, praat je dan verder?
De rampokkers
Tranen over het onbegrip, het laten liggen van de verhalen, het negeren, het opzij schuiven van de impact. Over het onvoldoende acht slaan op wat mijn schoonmoeder vertelde. Waarom zijn haar verhalen niet opgetekend?
Zij vertelde dat ze de rampokkers met hun over klewangs de heuvel aan zagen komen rennen, razen. Net op tijd konden zij wegkomen, in de auto van Soekarno. Hij had gezegd, jullie moeten nu wegwezen. Toen ze terug kwamen, waren al hun dieren, honden, alles afgeslacht.
Wat deed Soekarno daar, was hij van oudsher een vriend, reed hij toevallig langs, waar is het verhaal gebleven? Navragen bij mijn schoonzusjes.
Mijn schoonmoeder, Erna Lonissen, had het erover om alles nog eens een keer op te schrijven. Daar is het nooit van gekomen. Ze vertelde af en toe wat. We vroegen er ook wel naar maar verder dan een eerste verkenning kwam het niet. Waarom nam ook ik zo lang genoegen met een ogenschijnlijk onontwarbaar, chaotisch stuk geschiedenis? Mijn schoonouders zijn beiden jaren terug al overleden. Ver voor ik aan Taboe in het theemeubel begon. In die tijd was ik er waarschijnlijk niet aan toe, met heel andere zaken bezig, zo gaat dat.
Mijn schoonmoeders verhalen zijn misschien niet opgetekend, maar zij heeft zich wel volledig ingezet voor de oprichting van het Indië monument in Amstelveen. Zij had het er over om alles nog eens op te schrijven, daar is er niet meer van gekomen, maar ook haar verhalen staan gebeiteld in dat monument.
Als er naar de verhalen geluisterd zou zijn, zou het onbegrip over de politionele acties, dat zo vaak de kop opstak en steekt, dan zo’n omvang hebben kunnen krijgen?
Zou het kunnen zijn dat luisteren naar verhalen, het lange grote zwijgen had kunnen doorbreken? Zou er begrip voor de geweldspiraal lange voorgeschiedenis-broedplaats-bersiap-politionele acties-onbegrip geweest zijn?
Zou het kunnen spreken van ‘onze jongens’, voor god en vaderland op pad, de opgekropte frustraties en de gevolgen daar weer van, hebben kunnen voorkomen?
Al die mensen die erbij waren, die ook nu leven, hun kinderen. Natuurlijk denk ik aan ons als gezin, een van de vele met een zwijgende vader. Wij hadden ook, als zo velen, te maken met wat in Archief van tranen, zo pijnlijk blootgelegd wordt.
In Batavia, fragmenten 31 october en 1 november 1946
Er is zoveel gebeurd na het ontschepen, hij kan het onmogelijk allemaal schrijven. Hij schrijft zo uitgebreid, hij wil haar alles vertellen.
Hij beantwoordt een van haar vragen:
‘De wapenstilstand. Met het leger van Soekarno, de TNI, is het wapenstilstand maar de extremisten gaan hun gang met gruwelijke moorden en plunderen. Wee de blanke soldaat die in hun handen valt, het is beter de laatste kogel voor jezelf te bewaren. Ze worden meestal doodgemarteld. Ik vermoed dat wanneer de Engelsen, Brits Indiërs, verdwenen zijn, er beter aangepakt wordt. Van Engelsen moeten ze hier niks hebben. De troepen die voor ons hier zaten hebben alle waterputten gedempt met de vuilste rotzooi die ze vinden konden, net voordat ze vertrokken. Op andere plaatsen staken ze de boel in brand of stalen alles wat maar bruikbaar was. Het Brits Indische leger heeft veel voor ons verpest.’
‘We staan er nog zo ontzettend vreemd en onwetend in. We moeten nog heel veel leren.’
‘Alles is hier nog een warboel de officieren staan ook met omgekeerde handen en weten niet wat ze moeten. Ook zij zijn voor het eerst in Indië, maar willen dat niet laten blijken. Er komt nog heel wat kijken schat, voordat alles goed loopt. Er is nog te weinig samenwerking.’
‘Om dysels te bliuwe’, om jezelf te blijven, wordt hier wel moeilijk.’
Wat wij als kinderen later van hem zagen, was niet hoe hij eerst was.
Het snijdt dwars door me heen.