Blog 64: Dodelijk mentale klem, het Theemeubel is bij mij thuis, op naar de lange eindspurt (17 januari 2017)

January 17, 2017 Hilma Bruinsma No comments exist

 

Theemeubel bij mij thuis, mijn vader is geboren op 17 januari 1916

 

Het meubel met paneel bij mij thuis

Even terug naar het begin. De meer dan 7000 kantjes dun briefpapier die mijn vader aan mijn moeder schreef tijdens zijn naoorlogse verblijf in Indië. In bamboemanden in het theemeubel bewaard. Het theemeubel dat mijn vader voor zijn liefste maakte ter ere van hun verloving. De brieven die vroeger in de manden in het linker kastje van het meubel, achter slot en grendel lagen. Lees eventueel meer bij Over Taboe in het theemeubel.

,

 

Mijn hond Peta bewaakt het taboe en is nieuwsgierig net als….
De mysterieuze sleutelbos

Wij kinderen, wij waren met acht kinderen, mochten daar niet aankomen, nieuwsgierigheid verboden, terwijl de sleutelbos in een van de laadjes aan de rechterkant zat. Een sleutelbos met meer sleutels dan er sloten op het kastje zaten, de bos zelf een mysterie.

Er werd, een enkele escapade in de kleine uurtjes uitgezonderd, in al die jaren niet over de brieven, niet over die tijd, laat staan over de betekenis ervan gesproken. Er zat een geheim in de kast, een taboe, Taboe in het theemeubel. Midden in onze zondagse woonkamer.

Het theemeubel is na mijn moeders overlijden net als zoveel andere ‘familiestukken’ ergens in de familie ondergebracht. De brieven gingen naar mij. Ik heb altijd geweten dat ik iets met de brieven ‘moest’ doen. Ik had jaren geleden mijn moeder – mijn vader was eerder overleden – gevraagd of ik ermee aan de slag mocht en dat vond zij goed, ik vertrouw je zei zij erbij.

Het theemeubel zelf hoefde ik er niet perse bij te hebben, als het maar in de familie bleef was het mij goed genoeg. In mijn beleving leek het op een slagschip, of op de glazen doodskist van Sneeuwwitje. Niet echt een kast die ik graag in mijn huis zag staan. Tot de kast ineens opnieuw ‘vrij’ kwam. Ik aarzelde geen moment, die kast was vanaf dat moment van mij. De 65 jaar dat Taboe een geheim bleef, alle tijd die er ondertussen in Taboe in het theemeubel steekt wordt gesymboliseerd door die kast. Natuurlijk moet die kast bij mij thuis staan.

Ik heb hem in september 2016 uit Friesland opgehaald. Eerst stond het meubel in de gang, met de glazen kant naar de muur gericht. Precies zoals het rechtstreeks uit de auto werd neergezet. In quarantaine, acclimatiseren.

Behalve de brieven en het theeservies, schaaltjes uit Indië, werden er de kerstspullen in bewaard. De ballen, slingers, engelenhaar en lichtjes voor de kerstboom en de kaarshoudertjes voor de kleine kaarsjes op de kersttafel.

 

Overgebleven kaarshoudertjes met minikaarsjes
Glazen schuifdeurtjes

Alles paste erin. De glazen schuifdeurtjes en de glazen middenplank, ik weet precies hoe ze eruit gehaald en in welke volgorde weer zorgvuldig teruggeplaatst moeten worden. Mijn taak om ze op gezette tijden te poetsen.

Een kast niet alleen van geheimen maar ook van herinneringen.

Het duurde even voordat de kast zijn plek in mijn huis kreeg.

Hij staat nog steeds in de gang, samen met het naaimeubel in dezelfde stijl, ook van mijn vaders hand. Maar nu staat hij op zijn plek in mijn huis. Niet direct in het zicht, niet weggestopt zoals ik eerst dacht te gaan doen maar op een plek waar hij mooi tot zijn recht komt.

 

Theemeubel met naaimeubel in dezelfde stijl, maakte mijn vader ook

Een vreemde gewaarwording, deze beladen kast uit mijn kindertijd in mijn eigen huis te zien.

Ik heb het glaswerk gepoetst. Alles wat met het werken aan Taboe in het theemeubel te maken heeft en ik niet direct bij de hand hoef te hebben ligt er in. Een schaaltje van vroeger teruggezet.

Ik schuif heen en weer met spullen op de kast. Eerst had ik er het houten paneel op dat wij van vakantie meenamen uit Indië, met twee kaarsenstandaards van tin en gedraaid hout uit mijn ouderlijk huis en twee koperen vazen uit de inboedel van mijn schoonouders. Het leek te kloppen, de kast, de kandelaars, het schaaltje en de vazen en het fijne houtsnijwerk van het paneel.

 

Op het paneel staat Saraswati, de vrouw van Brahmaan afgebeeld

Theemeubel met paneel

Hij is de schepper van het heelal en god van de wijsheid. Zij is de godin van de kennis, of van de kennis en muziek, of van de kennis, kunst, muziek of van de kennis, muziek, kunst en literatuur, al naar gelang welke bron je raadpleegt. Zelf heb ik er de literatuur het liefst bij inbegrepen. Seraswati is gekleed in het wit, een teken van reinheid, al zie je dat niet in het houtsnijwerk natuurlijk.

Op ons paneel is zij afgebeeld met in haar vier handen een boek, een veena – een muziekinstrument waar zij muziek van liefde en leven op speelt -, een soort rozenkrans en een lotus – symbool voor ware kennis -. Haar rijdier is een witte gans. Zeker ter compensatie van al die kennis.

Ook de symboliek van dit alles in combinatie met de rest leek op een of andere manier te kloppen.

Het leek een mausoleum. Ik overwoog voor de grap de fotolijstjes van alle overleden gezins- en familieleden erop te zetten, maar probeerde het toch niet uit. Om te gedenken hoef ik alleen maar aan hen te denken. Een inpandig grafmonument gaat me veel te ver, dat ik vroeger Sneeuwwitjes doodskist in de kast zag volstaat in dat opzicht ruimschoots.

De kast staat op zijn plek. Ik schuif nog steeds met de spullen op de kast. Er staan verschillende kandelaars op die ik in de loop der jaren verzamelde, niet eens bewust, van het ene setje bij toeval naar een ander. Twee van de kaarsenhoudertjes uit het meubel zijn overgebleven en staan er met piepkleine kaarsjes bij.

Paneel erop en eraf, bloemetje erop en eraf. Het paneel moet misschien opgehangen, toch liever een foto van mijn vader en mij samen op de kerktoren?

Het meubel met foto

Verhaal apart maar ook mooi hier. Staat er te veel, plemp ik de kast met overdaad, ontrafel ik de symboliek van het boek, de lotus en de rest of laat ik het als kloppend gevoel intact? De kast is er, het taboe in goede handen.

Peta bewaakt het geheim

De lange eindspurt, brieven van december 1947 tot en met december 1949

Mijn vader zou deze maand 101 jaar geworden zijn, 17 januari 1916 zag hij het licht. Het is een mooie dag om de draad van Taboe in het theemeubel weer op te pakken. Ik dacht ik schrijf een inleidend stukje en hoppa, vooruit!

Het laatste blog plaatste ik eind september 2016. Inmiddels is het boek Tijd terug, verhalen over opgroeien in de jaren 50 – 60  geschreven, uitgebracht en in de markt gezet. Een welkom intermezzo van het werken aan Taboe in het theemeubel.

De verhaallijnen zijn in de loop van alle voorafgaande stukjes over Taboe duidelijk. De rode draad door alles is de grote liefde van mijn ouders. Hun liefde maakt dat zij de enorme letterlijke afstand (tussen het noorden van Friesland en West-Java) tussen hen beiden en het gevaar en het onzekere aankunnen. Door hun brieven zijn zij dicht bij elkaar.

 

Dodelijk mentale klem, de grote liefde en de concurrentie met god

De liefde is mijn ouders belangrijkste houvast en dat is de eerste verhaallijn, de ‘concurrentie’ van hun mooie liefde en de liefde tot god is de tweede. In het geheel van de oorlog. Het brengt vooral bij mijn vader een hevige innerlijke strijd met zich mee. Hij weet dat hij in de ernst van de situatie steun bij god hoort te zoeken en te vinden maar hij kan het niet.

Ondanks al zijn pogingen contact met god te zoeken lukt het hem niet. Hij ervaart geen steun, geen troost, geen aanwezigheid en wil het ook niet en hij voelt zich daar schuldig onder. Zijn strijd staat op scherp door de uitzonderlijke omstandigheden waarin hij verkeert. Het is een strijd die hij niet op kan geven en die hij ook niet kan winnen. Misschien maakte het verschrikkelijke dilemma hem veel meer wie hij werd dan alle Indië gerelateerde factoren bij elkaar.

Over dit zwarte gevecht schrijft hij dat zijn verblijf in Indië ‘mij niet dichter tot god heeft gebracht maar verder van hem af en als het niet verandert zal deze tijd mij zwaar aangerekend worden.’ In blog 63  schreef ik deze regel op onder het kopje ‘Waarom ging ik naar Indië? Ik had thuis moeten blijven, deze tijd zal mij zwaar aangerekend worden’.

Het gaat over dat mijn vader geen heil vindt in het geloof waarvan hij vindt dat hij het moet vinden. Dat hij zelfs in deze zware omstandigheden god niet kan vinden maakt hem in zijn eigen ogen schuldig. Dat hij geen steun kan zoeken of vinden en het eigenlijk ook niet wil bij god. Hij vindt dat het hem optimaal schuldig maakt, god aan de laars lappen. Geen optie.

Dit is een schrikbeeld, een herkenning en essentieel onderdeel in mijn vaders leven wat ik ken, wat zijn leven en het leven van ons gezin tekende.

 

Ik kan net zo goed nu stoppen

Het snijdt door mijn ziel maar het duurde even voor het echt tot mij doordrong. Hij blijft zijn onmachtige en onmogelijke strijd tot het bittere eind van zijn leven voeren, daar zijn wij als gezin bij, daar ben ik bij. Ik weet hoe het afloopt. Hij sterft in de onwrikbare overtuiging dat hij naar de hel gaat. ‘Het’ wat het ook is wordt hem zwaar aangerekend, dusdanig dat god zelf er niets over te zeggen heeft en mijn vader niet eens bij de hemelpoort aanklopt.

Het begin van die helletocht ligt in deze ene regel besloten. Hij beseft dat hij onder de meest moeilijke omstandigheden de steun van god niet zoekt en niet wil. Afwijst, hij kan dat niet rechtstreeks onder ogen zien en accepteren. Dat is het. Deze ene regel trekt de zware wissel van rauwe pijnpunten. Niet alleen op hem, dit is de essentie van wie hij werd en waar het thuis mis ging.

 

Ik kan net zo goed nu stoppen. De vraag die ten grondslag ligt aan de operatie Taboe in het theemeubel  is immers of mijn vader werd wie hij uiteindelijk was door de tijd die hij in Indië doorbracht. Heit, mijn vader beantwoordt de vraag in deze ene regel, ver voor de hele periode in Indië erop zit. Hij is nog niet op de helft van de tijd die hij daar doorbrengt. Hij is nog steeds in de veronderstelling dat zijn verblijf maximaal twee jaar zal duren.

 

Natuurlijk stop ik niet. Zou ik heit in de steek laten, hij die in een droom toestemming gaf met deze missie aan de slag te gaan? Als de voorovergebogen vogel, met de slagpennen van zijn vleugels in het zand, overdekt met zwarte letters. Die ik eraf haal en hem zo bevrijd. Wie bevrijdt wie, zover ben ik inmiddels. Geen denken aan dat ik hem en mij daar laat zitten met al die letters.

 

Gedicht Taboe in het theemeubel

Duizenden maal duizend zinnen op minstens zoveel kantjes

dundoorschijnend vol klein geschreven schuinschrift

over alles wat je liefhad, alles wat je zag, al wat je dacht,

alles wat je wist, wat je bewoog, wat je liet en deed, je twijfels

alles wat je voelde, wat je vreesde en hoopte, alles waar je voor streed

van binnen en buiten, ver weg in de groene guerrilla van smaragd

 

Je leeft, komt na jaren thuis en al je zinnen, al je woorden,

alles wat je wilde wie je was raakt langzaam los en eindeloos verloren

in de dagen en jaren raak jij kwijt

dichtgeslagen met je brieven achter slot en grendel

muurvaste kantjes in het linker onderkastje verstopt donker

in je zelfgemaakte slagschip, het verlovingstheemeubel

 

Langs schuine ruwrauwe vlakken

van robuust volhardend zwijgen

hardhanden beladen randen van machteloze stilte

ongenaakbaar wreed bewaakte trage grenzen

kom ik na al mijn jaren in strakke lijnen aan

en vind je daar

 

Jij staat als grote trotse vogel

met je vleugels voorovergebogen

je ranke nek in je schouders gedrukt

sterke slagpennen stavast tot het verst uiteen

op je poten gespreid je snavel wijd gesperd

gepind monddood vast in de aarde

 

Dat ik je zo tref in mijn dromen

genadeloos breekbaar smal

jij mijn harde vader

overdekt met letters

groot onuitgesproken

zware letters drukken je zo neer

 

Jij roept lees ze en ik zie ze

pel ze een voor een van je af

spel ze uit in ragdunne bewoording

een voor een uit je brieven

vormen al je zinnen na al die jaren

een voor een al je dagen

 

Gestaag vlieg je eindelijk licht en statig op

slaat met grote sterke vleugels

warme golven tijd terug

 

wie je was, wat je wilde, al wat je lief was

lange slagen machtig gedragen

eindeloos vrij

 

Hilma Bruinsma, 2017

 

 

Sublijn?

De derde grote verhaallijn is het dagelijkse leven van mijn moeder en mijn kleine oudste broer en zus thuis. De opvoeding van de kleine mollen, de liefdevolle en zorgzame wensen voor hun levens en toekomst.

Evenzo met alles verbonden zijn de talloze herkenningspunten. In de karakters, in het gedrag bij bepaalde situaties. De tergend schrijnende onzekerheid van beiden. De verbazing over mijn vaders laconiekheid tegenover de dodelijke ernst. De kracht van mijn moeder. De teller is nog niet gestopt en onmogelijk bij te houden laat staan te verwoorden. Confronterend en veel meer, wezenlijk waardevol. En dat laten liggen?

Een sublijn die voor ons gezin van belang is raakt aan mijn ouders liefde en alweer aan de relatie met god. Ieder geboren kind is volgens hun geloof een godsgeschenk en daarom is er niets, helemaal niets wat je mag doen of laten om deze geschenken te weren. Hoe vervul je beider wens van hun toekomstig leven samen met een klein gezin, als je met die twee grootheden rekening te houden hebt?

Hun ‘gesprekken’ hierover. De dromen en plannen en gedachten over hoe het straks gaat wanneer mijn vader weer thuis is, zal hij zich weer in de thuissituatie aan kunnen passen. Past hij in het gezinsplaatje, kan hij weer in de ‘kleine’ maatschappij functioneren, is er werk voor hem, kunnen zij samen een passend plaatje maken?

 

Context, decor, gordijn en coulissen

Niet in het minst het leven onder de omstandigheden van de guerrillaoorlog die de politionele actie is, de hele grote lijn in de donkere bladzijde van de vaderlandse geschiedenis waar mijn vader in verweven raakte. Dit is geen lijn, het is de context, het decor, het gordijn en de coulissen.

De verruwing in de rimboe van West-Java neemt langzaam maar zeker toe. De oorlogssituatie zelf, de enorme complexiteit, bescherming van de handel of tegenwicht tegenover menselijke misstanden, kwaad tegenover kwaad, de eindeloze politieke machteloosheid, de eindeloze onmacht om als mens in die uitzichtloze leefomstandigheden dag in dag uit door te gaan. Van wiens kant je het ook bekijkt.

In mijn vaders taalgebruik in zijn brieven, in zijn mening en houding ten opzichte van de hele situatie en de mensen erin sijpelt de verharding door. Waar houdt dit op? Sijpelt het geweld door in wat later zijn wreedheid wordt genoemd? Stapelt het in een onuitwisbare onderhuidse laag?

Kan hij in de relatieve luwte blijven van het veraangenamen van de omstandigheden door het opknappen van karweitjes onder de bijnaam van ‘generaal Hupkens’? Op zich zo gek nog niet bekeken, misschien wel het enig zinvolle om onder die omstandigheden te doen. Zingt hij zo de oorlog uit?

 

De lange eindspurt

De verhaallijnen zullen naar verwachting doorgaan tot december 1949, wanneer mijn vader eindelijk op het troepenschip De Johan van Oldenbarnevelt terugkeert naar zijn Kanne, zijn zoon en zijn kleine dochter, hij heeft haar nog nooit in zijn armen kunnen sluiten.

Ik verwacht dat het geheel van wat ik aantref in de brieven minder confronterend is dan alles wat zich tot nu toe openbaarde, niet méér tot het bot raakt dan blog 63 om precies te zijn.

Het vervolg zal minder impact hebben, alles went uiteindelijk. Naar gelang mijn vader verruwt neemt mijn incasseringsvermogen toe? Het is simpeler, veel zal herhaling zijn van het dagelijkse leven aan beide kanten, veel zal al eerder ter sprake zijn gekomen en veel hoeft denk ik niet meer worden weergegeven. In die zin hoop ik tempo te kunnen maken.

 

Ik ben klaar voor de lange eindspurt. Kom maar op met al die letters.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *