Oud-Indiëganger
bij VOMI, Vereniging Oud-Militairen Indiëgangers
Toen ik de brieven uit Friesland haalde en ook het rood, vettig aanvoelende fotoboek met oorlogsfoto's uit Indië meenam, logeerde ik na afloop bij een broer en schoonzus. Zij vertelde dat er op het dorp een Oud-Indiëganger woonde die namens VOMI eresaluten uitbrengt bij begrafenissen van overleden oud-strijders. Zullen we langs gaan vroeg mijn schoonzus. Ik nam het fotoboek mee en door wat de oud-strijder bij de foto’s wist te vertellen veranderden de tot dan toe statische plaatjes in levendige herinneringen.
Met het rode fotoboek onder de arm kom ik bij een ex-bestuurslid van VOMI. Hij brengt eresaluten uit aan overleden ex-Indiëgangers en bewijst met de militaire groet bij de kist de laatste eer. Of er op mijn vaders begrafenis ook een saluut gebracht is. Dat is niet het geval. Mijn vader ging al jaren niet meer naar de reünies en ik geloof niet dat hij zo’n groet bij zijn kist had willen hebben.
Wanneer mijn schoonzus en ik bij de man aankomen is hij bezig in de garage. Hij staat in een mangat waar je aan de onderkant van een auto kunt werken. Nu moeten de aardappelen erin.
Hij is niet zo happig, wildvreemden over Indië, meldt onmiddellijk dat hij geen bestuurslid meer is. Zij allen laten het achterste van hun tong niet zien.
Toch moeten we mee naar zijn bureau voor het adres van de VOMI, naar zijn werkhok. Net zo’n hok als van heit, het ruikt er hetzelfde, het ziet er hetzelfde uit. Ik wilde een nieuw hok toen ik met pensioen ging, vertelt hij, ik kan niet de hele dag bij de vrouw in huis zitten, wat dat betreft heeft ze niets aan mij.
Gereedschap netjes aan de muur, alles een eigen plek, een werkbank met vaste bankschroef en geen schuur-slijp-zaagmachine, wel de verflucht. Maar de man was gereedschapsmaker en geen schilder.
De associatie dat heit mij op deze manier bereikt, het is alsof hij mij via deze weg bereikt, dat dit de manier is waarop hij zich kan openbaren. Als een gestrande vogel, met neergedrukte vleugels, bedekt met een zware last aan drukletters, zo zag ik hem in een droom.
En ben ik dan degene die hem moet bevrijden? Moeten is er niet bij, het is een gegeven dat ik het ga doen. En waarom? Is niet echt duidelijk maar het is wel zo dat het goed voelde toen ik de associatie had dat hij zich zo manifesteert. Gek maar waar. Misschien zijn alle kanalen zo dichtgeslibd dat er geen andere weg mogelijk is.
Ik geloof niet dat ik dit opschrijf, c’est moi of wat, waar gaat het over?
De man wil eerst niet, niet weer oprakelen, zo noemt hij het en neemt ons toch mee naar zijn bureau. Geweldig, step into my office en dat is dan alleen het trekken van een boekje. We lopen door de moestuin, die er fantastisch bij ligt, ook al is het geen moestuinseizoen, de oogst van de meeste groenten is al achter de rug.
De tuin doet mij denken aan fragmenten van een verhaal, of ik even in deze tuin mag liggen misschien.
Het opschrijven duurt lang, hij doet het zorgvuldig, hij denkt na. Hij noteert de naam van de voorzitter, en de secretaris en zegt we hebben jong bloed aangetrokken, deze hebben in Nieuw-Guinea gediend, wij zijn bijna allemaal te oud en wij willen toch dat de club blijft voortbestaan. Nu hebben we ze zover dat ze het over gaan nemen.
Daar komt de vrouw des huizes, ze loopt door de moestuin richting het werkhok en vraagt wat er aan de hand is. En de man vertelt het haar en zij reageert onmiddellijk, kom dan toch binnen. En wij gaan in ganzenpas over het pad, langs de moestuin naar het huis.
Het huis is 55 jaar geleden door hen neergezet horen wij en er is sindsdien niets veranderd. Kleine ingang, klompen uit, granieten aanrecht in piepklein keukentje, er pruttelt iets. Naar de woonkamer die nog opgedeeld is in een voor- en achterdeel. Het achterdeel was eerst een slaapkamer maar die hadden ze al snel tot woonruimte omgevormd, een glazen afscheiding, en suite, die ook snel wordt dichtgeschoven omdat zij daar bezig was met schoonmaken.
Bloemen uit de moestuin, planten, kanten kleedjes, antimakassars, pluche tafelkleed, fotolijstjes, het tikken van de klok, de tijd die stil staat.
Mijn schoonzus en de vrouw gaan kijken in het andere deel van de woonkamer, waar de vrouw aan het poetsen was en ik aarzel, de man schrijft nog, ik ben nieuwsgierig naar overduidelijke tijdresten maar mijn doel is toch deze man. Het kwebbelen over spaarzegels laat ik voor wat het is.
De man schrijft zijn adressen af en ik zit zwijgend naast hem.
Ik zat op Sumatra zegt hij, jouw vader op Java zeg je, wij kunnen elkaar niet ontmoet hebben. Je vader is ouder dan ik ben, scheelt zo’n 10 jaar. Zat je vader bij het verzet? Veel van die jongens hebben zich voor Indië opgegeven.
Ja zeg ik, wij zijn van de klei, hoog in het noorden, daar zat hij bij het verzet, daar vertelde hij ook niet veel over. Ik weet wel uit verhalen dat hij met maten toen naar het zuiden is gegaan, ik zag bij de spullen dat ze in Breda opgevangen zijn, van daar uit zijn ze naar Engeland vertrokken en in militaire training gegaan. Uiteindelijk is hij als wachtmeester naar Indië gegaan, bij een gevechtseenheid want er zijn foto’s van kanonnen.
Verhalen bij de foto’s in het rode fotoboek
Wilt u misschien de foto’s zien? Hij kijkt mij aan en knikt.
Ik pak het oude, rood geschubde, wat vettig plakkende boek uit het plastic tasje van de supermarkt. De man bestudeert de groepsfoto, hij zegt, wijs hem eens aan en ik wijs heit aan en hij zegt, daar heb je de drie strepen, sergeant of wachtmeester bij de infanterie; ik was korporaal. Je hebt maar twee raals in het leger, gene en korpo zei ik altijd.
Wie zijn de twee mannen met de kruisjes, ik weet het niet zeg ik, ik heb de brieven nog niet gelezen. Er zijn foto’s van een begrafenis, die zitten bij de andere losse foto’s in een doosje. Die heb ik niet hier.
150.000 Manschappen zijn gegaan, wij zaten vlak na deze lichting, wij waren van de tweede divisie. Er zijn er 6000 gebleven. Hij is even stil.
Toen hij overleed hebben wij jullie geen overlijdensbericht gestuurd zeg ik, wij wisten niet van jullie bestaan.
Zou heit het leuk hebben gevonden wanneer iemand van die club een saluut had uitgebracht bedenk ik me, zal ik het mem vragen? Knapt ze nog zover op dat ze daarop kan antwoorden?
Zij moet er toch van hebben geweten bij eerdere overledenen? Zijn ze zo erg uit dat gezichtsveld geraakt dat een eresaluut uit beeld bleef, ging die wereld aan hen voorbij? Of was heit zo stronteigenwijs dat hij dat niet wilde, eer bij de kist? Ze gingen al jaren niet meer naar de reünies.
Dan moet hij van de eerste divisie zijn, wij gingen vlak na hen, october 46 en dan zien we de foto, vertrek 3 october 46. Troepenschip Tegelberg. Hij vertelt dat het de naam van het troepenschip is, ik dacht een plek waar ze langs voeren, net zoals dat bij andere foto’s staat, Gibraltar, baai van Algiers, kaap Anadufi?
Ik vond bij de papieren nog een liturgie van een herdenkingsdienst op de Tegelberg, ik kon het verband toen niet leggen, nu ineens wel. De herdenkingsdienst aan boord van de Tegelberg dus, van de 1500 gesneuvelden op zee op 18 september 1944, ter hoogte van Benkoelen. De doden worden geëerd, terwijl nieuwe mannen langs de plek des onheils varen. Lijkt mij geen prettig vooruitzicht als je onderweg bent naar een interventiemissie.
Hij bladert verder, de volgorde van de bijgeschreven jaartallen is niet overal chronologisch en bij de twee overgeslagen, blanco pagina’s, glimlacht hij, niet alles kwam zo precies zegt hij. De reis duurde 27 dagen en daar is de foto, aankomst in Priok 29 october 46, dat is de haven van Batavia zegt hij. En vandaar met de electrische trein naar Depok-Buitenzorg, alleen is dat pas in mei 47.
Wat gebeurde er in de tussentijd?
Ik zeg, ik wil graag weten waar hij gelegerd heeft gezeten, het adres op de brieven is een Batavia adres maar de foto’s zijn allemaal van de binnenlanden. Ik heb een lijstje met namen van dorpen, bergen, kali’s, riviertjes, maar die kan ik niet allemaal zo goed plaatsten. Dat ik ze niet kan vinden op google maps bedoel ik dan.
Hij vertelt dat hij chauffeur was, ook troepenvervoer, het verplaatsen naar de binnenlanden was goed te doen. Dan werd er op de plaats van bestemming, in de kampong een leegstaande woning gezocht, meestal was die er wel, dan werd kamp opgeslagen en een baboe gezocht.
Daar zit hij op zijn tampad, veldbed zegt hij. De baboe deed de was en kookte wanneer er geen kok was. De vrouwen zagen het als welkome aanvulling in hun levensonderhoud, er was niets. De mensen konden niets verbouwen, alles werd door de verschillende groepen ingepikt. Het was een grote chaos, het leven lag er plat.
De Hezbollah vocht met andere moslimgroepen, de rampokkers gingen er dwars doorheen. Soekarno had illegaal de republiek uitgeroepen en wij gingen om de orde te herstellen zodat de mensen weer konden leven. Van alles was er niets.
Foto’s met maten, allemaal met drie strepen, en saja. Saja betekent ik vertelt hij.
Mijn vader verzorgde vaak wonden, als een soort EHBO-er, dat gebeurde veel zegt de Boer. Waar wij zaten ook, echt er was van alles niets.
Dit moeten foto’s zijn van oefeningen, C. en D. batterij voor de eerste actie. Juni 47 staat erbij, stuks bediening. Hij leest de foto’s alsof hij ze zelf maakte. Ik zie nu ook dat de foto’s van een heel ander kaliber zijn, geen mooie kiekjes, de foto’s zijn korreliger, in haast genomen, rommeliger in opstelling van mensen en vooral bedreigender.
In juli 47 was de eerste actie. Hij kijkt, bladert. Die duurde 14 dagen.
Dit zijn foto’s van erna. Meestal waren de mensen uit de kampongs blij, ze waren bevrijd van de terreur en konden weer hun leven opbouwen. De inwoners werden bijeengeroepen, de nieuwe orderegels werden meegedeeld.
Ik zie een foto met een rijtje kinderen, met opgestoken duim.
We werden soms op feesten uitgenodigd, besnijdenisfeest of suikerfeest. Wij hielden rekening met die feesten.
Wij zaten op Sumatra, daar was het gemoedelijk, op Java was het grimmiger.
Hier een foto van een warengengboom, die konden wel 15 meter in doorsnee worden.
Hoe lang zat hij er, drie jaar? Wij zaten in de bush, in de binnenlanden. De hele tijd, als je dan terugkomt naar hier, dan is het niet van de een op de andere dag over. Dan moeten de mensen niet verwachten dat je weer gewoon terug bent.
Met gepoetste schoenen inpassen vraag ik, hij kijkt me aan en lacht.
Mijn schoonzus en de gastvrouw komen terug uit het voorste deel van de woonkamer, ze praten over kinderen en kleinkinderen en een kloof in het dorp tussen gereformeerden en niet christelijken, men zou zich aan elkaar storen. Dan stoor jij je aan mij vraagt de vrouw mijn schoonzus en iedereen lacht. Mevrouw geeft mij een grote enveloppe van de supermarkt waar ik verder op kan schrijven, mijn eigen blaadje is vol.
Hij zegt ik heb nog een tip. Hij scharrelt in de kast en komt met een tijdschrift, Checkpoint Charlie, een blad voor veteranen. Als je een foto van je vader hebt, en nog wat gegevens dan kun je een oproep plaatsen, misschien kun je dan in contact komen met mensen die met hem daar waren. Dan kunnen zij je iets vertellen misschien. Dan moet je snel zijn, we zijn oud.
Ze zijn ook bezig met een museum, willen informatie van ons los peuteren. Misschien kunnen ze wat met je spullen?
Daar moet ik over nadenken zeg ik, ik denk een jarenlang taboe, in een museum, dat hou ik even voor me.
Hij leest de adressen voor van de redactie en van nog een club en ik schrijf ze op de achterkant van de enveloppe. Hij zegt als je met de VOMI contact opneemt, zeg dan dat je via mij komt.
Het is bijna één uur, ver over het tijdstip voor het warme middagmaal.
We breken op, de oud-strijder gaat in de werkplaats kijken of hij nog een exemplaar van Charlie bij het oud papier heeft. Wij vrouwen staan in het keukentje bij de pruttelende pan. Ik word me bewust van het gesprek, hij kan nog geen ei bakken hoor ik en wat gelach, nee koken of de was, dat gaat niet.
Hij komt terug hoort het staartje en schudt zijn hoofd, het was al weg zegt hij.
Ik bedank hem heel hartelijk voor al zijn informatie, het op weg helpen, zijn betekenis bij de foto’s, ze leven nu, hij wenst mij veel succes.
Het is precies 63 jaar geleden dat heit aankomt in Priok, Batavia, 29 october 46.