Bijna weer een koe gered
Op één van mijn eerste kanotochten in de weteringen van het Groene hart zag ik een koe te water. Zij kon onmogelijk voorbij de afrastering met paaltjes en staaldraad terug het land op.
Met behoorlijk wat moeite ploeterde ik, net voor de dreigende bui uit, met de kano door een ondiepe sloot.
Ten langen leste kwam ik in de buurt van enkele boerderijen en waarschuwde. Het eindigde ermee dat een boer met een tractor het land in reed, op het verkeerde weiland. Hij reed mij voorbij en kwam iets later boos terug. Hij bleef op het verkeerde weiland, op afstand staan. Uit zijn geïrriteerde gebaren begreep ik dat hij geen koe gevonden had.
Dichterbij komen om te horen waar de koe precies was, deed hij niet en mijn wijzende gebaren begreep hij niet. Ik peddelde in de losgebarsten bui verder en op de plek teruggekomen zag ik geen koe meer, was zij toch op eigen kracht het land op geklommen of….
Toen ik een paar jaar later dezelfde route weer kanode en samen met de hond langs die plek kwam, dacht ik even dat ik een schedel zag, een koeienschedel natuurlijk, een fractie van een seconde. Het bleek een oude scheepskatrol te zijn. Hoe die daar veel te groot voor een bootje op de wetering terechtkwam is een raadsel. Op hetzelfde moment hoorde ik een koe loeien. Bevreemd keek ik waar het geluid vandaan kwam.
Aan de overkant, een paar meter verderop was weer een koe. Zij hing half in het water, half op de wal en kon geen kant op.
Zelfs het geblaf van de hond en mijn aanmoedigingen hielpen niet haar verder het land op te krijgen.
Weer op pad om een boer te waarschuwen? Door het weiland vol met koeien? In die warmte? Met de bederfelijke boodschappen bij smeltende koelelementen in de kano?
Ik belde de brandweer, het viel niet mee om de plek midden in de weilanden aan te duiden in het tijdperk van voor GPS, maar uiteindelijk ging er iemand op pad.
Helemaal gerust was ik er niet op en liep toch maar met de hond door een eindeloos gestrekt weiland, richting de boerderijen in de verte. Lang en prikkend gras, opdringende niet vriendelijke koeien op de hielen, de hond en ik van lieverlee licht in paniek liepen dapper door, netjes langs de slootkanten om het gras te sparen.
‘Wat denkt u wel om met die hond door mijn weiland te lopen, kijk eens wat u met mijn koeien doet, u ruïneert het gras, waar komt u vandaan?’
De boer op zijn achtererf, sigaretje bungelt, kijkt mij woedend in mijn van zweet druipende gezicht. Dat ik kom waarschuwen voor een koe te water?
‘Zo snel verdrinkt een koe niet.’
Boos! Over geknakte grassprieten en onthutste koeien. Hij moest eens weten!
‘Ik heb mijn best gedaan’, draai hem mijn rug toe, keer ziedend op mijn schreden terug.
Vlakbij de koe gaat mijn telefoon, ‘ziet u mijn rode brandweerwagen staan, ik zie een boer op een quad in het land’.
Zelf zie ik geen enkele beweging, de brandweerman is in geen velden of wegen in de buurt van de koe te bekennen.
Na mijn verhaal zegt hij laconiek: ‘zo reageren ze altijd, wanneer wij een koe uit het water helpen zeggen ze ga liever branden blussen en bemoei je niet met koeien.’
We filosoferen hier wat op door en sluiten lachend af.
Ik draai me om naar de hond en ontdek dat zij de tijd benutte door eens lekker in een verse koeienvlaai te rollen. Ik schreeuw en slinger meteen luidkeels nog wat verwensingen richting boerderij. Ik zie mijzelf hier, naast de groene hond die mij schuldbewust aankijkt, staan schreeuwen en schiet prompt weer in de lach. Ik spreek de koe nog even bemoedigend toe.
Of ik ooit nog een poging doe om een koe te redden?
Hilma Bruinsma